Sinds de financiële crisis van 2008 is er veel discussie over de houdbaarheid van ons geldsysteem en de rol van banken daarin. Het huidige systeem van fractioneel bankieren geeft banken veel ruimte om krediet te verlenen, maar dat leidt soms ook tot ongelukken in het financiële systeem. Daarom zou het goed zijn om nog eens goed na te denken over hoe we de risico's in ons financiële systeem beter kunnen beheersen. Dat zegt econoom Teunis Brosens van ING in gesprek met Paul Buitink van Holland Gold.
Volgens de bankier bestaat er in een fractioneel geldsysteem altijd een spanningsveld tussen direct opeisbare spaartegoeden en langlopende leningen. Spaarders willen dat hun geld altijd direct opvraagbaar is en het liefst zonder enig risico, terwijl mensen die geld lenen van een bank dat meestal niet direct terug kunnen betalen. In een scenario waarin veel mensen hun geld van de bank willen halen kan dat leiden tot een bankrun, met alle gevolgen van dien. Die spanning is er altijd binnen het bankwezen en moet altijd ergens een plek zien te krijgen, we moeten daarmee leren te leven.
Afgelopen decennia zijn spaarders eraan gewend geraakt dat ze rente ontvangen over hun spaargeld en dat hun spaargeld ook nog eens altijd veilig is. Van dat eerste is inmiddels geen sprake meer, maar spaarders voelen zich nog steeds beschermd door het depositogarantiestelsel. Volgens Brosens leggen we daarmee alle risico's eigenlijk bij banken, omdat die garant staan voor het compenseren van spaarders. Zelfs als de centrale bank moet bijspringen om spaarders te compenseren, dan moeten banken dat geld alsnog terugbetalen. We zouden ons dus de vraag kunnen stellen of we die risico's niet op een andere manier kunnen verdelen.
Een van de mogelijke oplossingen is om weer een onderscheid te maken tussen depositobanken en investeringsbanken. Op een depositobank kunnen mensen veilig hun spaargeld stallen, maar krijgen ze geen rente. Brengen spaarders hun geld naar een investeringsbank, dan krijgen ze wel rente maar lopen ze ook risico dat ze een deel van hun geld kwijt kunnen raken. Door spaarders die keuze te geven krijgen er meer bewustzijn over het onderscheid tussen sparen en investeren. Spaarders gaan dan een deel van het risico dragen dat nu bij banken wordt gelegd. In die zin vond Brosens het ook jammer dat de depositobank, waar Paul Buitink samen met Richard van der Linden initiatiefnemer van was, werd tegengehouden door de Nederlandsche Bank. Dit initiatief had volgens de econoom van ING inzicht kunnen verschaffen in hoeveel animo er is voor zo'n veilige spaarbank.
Buitink merkt op dat er ook andere manieren zijn om het spanningsveld van banken te verlichten, bijvoorbeeld door meer langlopende verplichtingen ook langlopend te financieren, bijvoorbeeld vanuit pensioengeld of beleggingsvermogen. Deze partijen moeten geld voor de lange termijn investeren, terwijl bijvoorbeeld hypotheken ook voor de lange termijn zijn. Dat zou veel minder risicovol zijn dan langlopende leningen te financieren vanuit direct opvraagbare spaartegoeden. Brosens merkt op dat dit inderdaad een mogelijkheid is, maar dat de Europese economie nog sterk leunt op bankleningen. Er is onvoldoende beleggingsvermogen beschikbaar is om dat vanuit de markt te financieren.
Afgelopen jaren konden centrale banken volgens Brosens hetzelfde instrument gebruiken om de inflatie aan te jagen en renteverschillen tussen landen klein te houden, namelijk het laag houden van de beleidsrente en het opkopen van staatsobligaties. Maar dat wordt het ingewikkeld, omdat het realiseren van die doelstellingen momenteel ander beleid vraagt. Een stijgende rente brengt de inflatie omlaag, maar zet tegelijkertijd de economie onder druk. Volgens de econoom van ING kijken we mogelijk tegen een recessie aan in Europa, mede door de torenhoge energieprijzen.
En dan zijn er ook nog politieke problemen in Italië die tot onrust kunnen leiden op de financiële markten. Toch is Brosens hoopvol dat we ook deze fase door zullen komen. Desnoods met nieuwe ingrepen van centrale banken en overheden. In 2012 zijn we eruit gekomen, ook al hebben we toen problemen naar de toekomst geschoven. Uit de euro stappen is volgens hem geen aantrekkelijk alternatief. Het zou betekenen dan we een sterkere munt krijgen en dat onze bezittingen in euro's minder waard zullen worden. Denk bijvoorbeeld aan ons pensioenvermogen, maar ook aan de waarde van bezittingen op de bankbalansen.