De gulden is tegen een te lage wisselkoers omgewisseld voor de euro. In plaats van de iets meer dan 2,20 gulden had de munt voor 1,94 ingewisseld moeten worden. Dat concludeert André ten Dam in een gesprek bij Holland Gold. Hij constateerde op dat er na de invoering van de euro veel discussie was over de prijsstijgingen in de winkels en ging op onderzoek uit. Tussen 2005 en 2009 bestudeerde hij de invoering van de euro en concludeerde hij dat Nederland inderdaad een wisselkoersverlies heeft geleden, waardoor we aan koopkracht hebben ingeleverd. Ten Dam sprak met ingewijden die zijn theorie bevestigden.
De totale verliezen als gevolg van deze te lage wisselkoers lopen volgens zijn berekeningen in de honderden miljarden euro's. Deze verliezen hebben we geleden in de periode van de digitale invoering van de euro in 1999 tot aan 2006. Dat zien we volgens hem terug aan de inflatiecijfers van die tijd. Door de lage wisselkoers werd import duurder en bleven de lonen achter. Pas na de eurocrisis kwam er meer ruimte voor kritiek op de euro. Samen met Harry Geels bracht André ten Dam in 2009 al een rapport uit waarin hij waarschuwde voor de risico's van de muntunie. Dat was nog voor de schuldencrisis in Europa uitbrak en de centrale bank met grootschalige steunprogramma's moest komen om de muntunie bij elkaar te houden.
Ten Dam merkt op dat er veel politieke belangen speelden rond de invoering van de euro en dat kritische geluiden zoveel mogelijk uit het debat werden werden weggelaten. Er was weinig ruimte voor negatieve geluiden. Hij zag dat het een negatief effect had op de carrière van economen als Arjo Klamer en Alfred Kleinknecht, die al vanaf het begin zeer kritisch waren over het ontwerp van de muntunie. Het CPB heeft dit wisselkoersverlies in een dun rapport proberen te bagatelliseren, waarin een goede onderbouwing ontbrak. Ten Dam merkte dat er in 2005 nog wel veel belangstelling was voor zijn verhaal over het wisselkoersverlies, maar toen hij in 2009 het rapport klaar had er weinig animo meer voor was in de media.
Dat terwijl de problemen van de muntunie alleen maar groter lijken te worden. Volgens ten Dam is het mogelijk om de muntunie zo in te richten dat we wel de voordelen hebben van de gemeenschappelijke munt, maar niet de nadelen. Dit model (vernoemd naar zijn zoon Matheo) is in principe het spiegelbeeld van hoe de euro in het begin was. Toen werd de euro giraal ingevoerd en getoond op bankafschriften, terwijl we nog met nationale munten betaalden. De rekeneenheid was de euro en met betaalmiddel de gulden. In het model van ten Dam wordt dat precies omgekeerd, wat betekent dat de euro wel wettig betaalmiddel blijft in de muntunie, maar dat de nationale munt in ieder land weer de rekeneenheid wordt.
In dit systeem kunnen landen hun eigen munt weer devalueren en revalueren, net zoals ze dat voor de invoering van de euro ook konden doen. Zo kan een land als Griekenland haar eigen munteenheid in waarde laten dalen ten opzichte van de euro. Volgens ten Dam is de discussie over dit soort fundamentele hervormingen nodig om verder te kunnen met de muntunie en te voorkomen dat de onderlinge verhoudingen tussen de eurolanden verder onder druk komen te staan. Hij voorziet daarin de komende jaren grote problemen. Toch blijkt het lastig om draagvlak te vinden voor deze alternatieve implementatie van de euro, omdat het niet past in het beeld van partijen enerzijds die de euro willen behouden en partijen anderzijds die helemaal uit de euro willen. In deze video legt ten Dam zijn alternatieve plan voor de muntunie verder toe.