• Meer dan 50.000 tevreden klanten
  • AFM vergunning
  • Verzekerde en discrete levering

Actuele koersen (kg): Goud: €58.593 | Zilver: €725

1:00

Hoe werkte de dubbele standaard in Nederland?

Datum 23 maa. 2023   Categorieën Categorieën: Economisch Nieuws
Hoe werkte de dubbele standaard in Nederland?

 

In het vorige stuk beschreven we hoe de Nederlandsche Bank (DNB) in 1814 werd opgericht. Ook kwam het papiergeld dat DNB uitgaf, dat aanvankelijk niet breed geaccepteerd werd, aan bod. Het muntgeld werd in het vorige stuk nog achterwege gelaten, maar is zeker de moeite waard nader te beschouwen. Welk muntgeld werd er in Nederland gebruikt na de oprichting van DNB?

Parallelle muntstandaard

Voordat we kijken naar de dubbele standaard in Nederland, is het eerst belangrijk te kijken naar de werking van muntstandaarden. Het is namelijk voorgekomen dat er in een land zowel gouden als zilveren munten in omloop waren, maar dat er geen vaste waardeverhouding bestond tussen de twee muntsoorten. Je kan dan beter spreken van twee gescheiden systemen en dit systeem wordt daarom een parallelle standaard genoemd.

De waarde van zilveren en gouden munten fluctueert en kan in een dergelijk systeem elk moment veranderen, waardoor men de verhouding voortdurend in de gaten moet houden. Het is een lastig systeem, waarin de rekeneenheid zelf aan verandering onderhevig is. Toch heeft de parallelle standaard lange tijd in China en Engeland gefunctioneerd, zo valt te lezen in het boek Geld van Wim Boonstra.

Dubbele standaard

Maar als de overheid bepaalt dat er wel een vaste verhouding geldt tussen de twee muntsoorten is er geen sprake meer van een parallelle standaard. In dat geval spreekt men van een dubbele of bimetallistische standaard. Deze waardeverhouding zorgt voor problemen als de marktwaarde van een van de metalen verandert, bijvoorbeeld door een verschil in vraag en aanbod van de metalen op de wereldmarkt.

Als er in een land bijvoorbeeld een dubbele standaard bestaat met gouden en zilveren munten, leidt het tot problemen als er naar verhouding meer zilver het land in vloeit. De marktwaarde van het zilver in de munten neemt dan eigenlijk af, maar omdat de nominale waarde  van de munten door de overheid is vastgesteld en boven de marktwaarde van zilver ligt, loont het om van het zilver munten te slaan en er betalingen mee te doen. Doordat er munten worden geslagen neemt de hoeveelheid niet-monetair zilver af, waardoor de prijs van zilver weer stijgt.

Men profiteert zo van het verschil in waarde dat is ontstaan tussen zilver als metaal en zilver in de vorm van muntgeld. Is het muntgeld meer waard, dan zullen er juist meer munten in omloop worden gebracht. Is het zilver meer waard, dan zullen munten omgesmolten worden en uit omloop worden gehaald. Er ontstaat dus een corrigerend mechanisme, waardoor de prijs zich herstelt.

Aan de andere kant zijn er situaties denkbaar waarin de gouden munten ondergewaardeerd raken, bijvoorbeeld als goud wordt uitgevoerd en schaars is geworden. De nominale waarde van de gouden munten ligt dan onder de marktwaarde van het goud in de munten. Het loont dan juist om geen betalingen met de gouden munten te doen. De gouden munten worden uit circulatie gehaald en bijvoorbeeld tot sieraden of goudbaren omgesmolten. Daardoor neemt de hoeveelheid van niet-monetair goud toe, waardoor de prijs van goud weer omlaag gaat. Dit proces gaat door totdat de waardeverhouding weer overeenkomt met de vastgestelde waardeverhouding.

De dubbele standaard in Nederland

Voor de muntwet van 1816 was het geldstelsel in Nederland nog zeer onoverzichtelijk. Net als in de Gouden Eeuw het geval was, was er aan het begin van de negentiende eeuw nog een groot aantal munten in omloop. De gouden en zilveren munten van voorgaande tijden hadden hun waarde immers behouden, met als gevolg dat men nog steeds munten uit verschillende steden en provincies accepteerde, al waren veel van deze munten toen al gesnoeid. Bij het snoeien van munten slijpt men stukjes metaal van de rand, waardoor de intrinsieke waarde van de munt daalde. Afbeelding1

Oude provinciale munt uit Overijssel, de randen van de munt zijn gesnoeid (Bron; mazereeuw-antiquair)

Daarom werden stappen ondernomen om het aantal munten dat werd geaccepteerd terug te brengen. In 1816 werd met de muntwet het decimale stelsel ingevoerd, waarbij een gulden bestond uit honderd centen en die gulden ook de rekeneenheid werd in Nederland. Prijzen werden vanaf dat moment dus alleen in guldens uitgedrukt in het grootste deel van Nederland, zo valt te beluisteren in de hoorcolleges van econoom Edin Mujagic.

Met de muntwet van 1816 werd besloten welke standaardmunten geslagen zouden worden. Ook werd besloten dat er zowel zilveren als gouden munten in circulatie zouden komen. Zo kwam er een guldenstuk met 9,613 gram fijn zilver, maar ook een tienguldenstuk met 6,056 gram fijn goud. Natuurlijk hoorde bij een koning ook een bijbehorende munt. Daarom werden vanaf 1817 guldens geslagen met de koning op de kopzijde van de munten.

Dat het gebruik van de gulden op het begin nog niet wijdverbreid was, blijkt uit de moeizame acceptatie in het zuiden van Nederland. Daar genoot de Franse frank, die al jaren voor de muntwet van 1816 circuleerde, nog sterk de voorkeur. De vaste koers waartegen franken voor guldens konden worden omgewisseld werd vastgesteld op 47,25 centen per honderd franken. 

Maar doordat de Franse frank vanwege het lagere zilvergehalte eigenlijk minder waard was dan de vastgestelde koers, werden zilveren guldens naar Frankrijk vervoerd om daar weer te worden omgesmolten tot franken, zo valt de lezen in het boek De Nederlandsche Bank van Wim Vanthoor. Het zou nooit lukken de gulden in te voeren in het zuidelijke deel van Nederland. In 1832 wordt België onafhankelijk en kiest het de Franse frank als munteenheid.

Zilver, goud of allebei?

Het boek van Wim Vanthoor beschrijft ook goed hoe ingewikkeld het lag om de juiste standaard te kiezen. In 1836 werd er een commissie opgericht om de koning te adviseren over de verbetering van het muntstelsel. Omdat de commissie niet eensgezind was over de vraag of er sprake moest zijn van een dubbele, een gouden of een zilveren standaard, werd ook de Nederlandsche Bank om advies gevraagd.

DNB kon prima leven met een dubbele standaard. Voorwaarde was wel dat er een bedrag werd geheven indien men munten wilde laten slaan of omsmelten. Dit zogeheten muntloon was nodig om de schommeling in de prijs van zilver en goud te beperken. Zo kon volgens DNB namelijk worden voorkomen dat men ging speculeren met zilver en goud door de metalen ofwel om te smelten, of te laten slaan tot munten. 

Indien er werd gekozen voor een enkele standaard, gaf DNB de voorkeur aan een zilveren standaard, in plaats van een gouden standaard. Zilvergeld werd minder snel uitgevoerd, omdat men al snel een groot gewicht moest vervoeren. Een gulden bevatte immers 9,613 gram fijn zilver en een tienguldenstuk bevatte slechts 6,056 gram fijn goud. Omsmeltpraktijken vonden desondanks nog steeds plaats, doordat de zilveren gulden in Nederlands-Indië meer waard was dan de nominale waarde van de gulden. 

DNB was ook bang dat ze het rente-instrument sneller moest gebruiken als er voor een gouden standaard werd gekozen. Door de hoge waarde van goud resulteerde een kleine afwijking in de wisselkoers al in een goudstroom, omdat mensen dan konden profiteren van koersverschillen. Hierdoor was de Nederlandsche Bank sneller genoodzaakt de rente te veranderen bij een gouden standaard dan bij een zilveren standaard. 

Muntbiljetten

Zilver genoot om praktische redenen dus de voorkeur bij DNB. In volgende muntwetten werden gouden munten niet meer opgenomen. Men kon vanaf dat moment gouden munten inwisselen bij de Nederlandsche Bank. De gouden munten werden voortaan alleen nog gebruikt voor de internationale handel. Doordat oude provinciale munten en de gouden munten werden ingetrokken ontstond er een tekort aan geld. Dit tekort werd opgevangen door de introductie van een reeks muntbiljetten in 1846 en in 1849. 

Muntbiljetten verschillen van bankbiljetten. Muntbiljetten werden uitgegeven door het ministerie van Financiën en niet door DNB. Ook werden de muntbiljetten volledig gedekt door edelmetaal en waren de muntbiljetten in eerste instantie vooral bedoeld om het geldstelsel te saneren. De reeks biljetten van 1846 waren bedoeld ter vervanging van de oude provinciale munten. In 1849 werden muntbiljetten uitgegeven om de gouden munten te vervangen. Het duurde tot 1877 voordat alle provinciale munten vervangen waren. Muntbiljetten werden daarom lange tijd gebruikt.

 

Afbeelding2  

Muntbiljet uit 1846. Muntbiljetten uit de negentiende eeuw zijn nu veel geld waard. (Bron; Heritage Europe)

Hoewel papiergeld aanvankelijk zeer minimaal werd geaccepteerd, groeide de acceptatie door de introductie van muntbiljetten aanzienlijk. Pas in 1904 werden muntbiljetten uit circulatie gehaald, maar de Nederlandse regering zou de muntbiljetten in de eerste wereldoorlog door de grote schaarste van zilver alweer uit de kast moeten halen. Ook bankbiljetten vonden vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw steeds vaker hun weg naar de portemonnee van de Nederlander.

Uiteindelijk moest Nederland het voorbeeld van andere landen noodgedwongen volgen toen in andere landen de gouden standaard werd ingevoerd. De periode die daarna zou volgen zou bekend staan als la belle époque, een periode van stabiliteit en toenemende wereldhandel. In die periode werd ook in Nederland de gouden standaard ingevoerd. In het volgende stuk zal de gouden standaard in Nederland aan bod komen.

 

Holland Gold YouTubeKijk ook eens een keer op ons YouTube kanaal

Namens Holland Gold interviewen Paul Buitink en Joris Beemsterboer verschillende economen en experts op macro-economisch gebied. Het doel van de podcast is om de kijker een beter beeld en houvast te bieden in een steeds sneller veranderend macro-economisch en monetair landschap. Klik hier om te abonneren.